zondag 19 juli 2009

In en om Hengeloo, Borne en Delden: De Achterhoek en 't Weusthach (Weusthag)

De Achterhoek en 't Weusthach

Met dezen min welluidenden naam duidt men het gedeelte van Woolde aan, dat er het einde van vormt, als men van de zijde van Driene begint, het strekt zich uit rechts en links van den Borneschen straatweg.
Als wij bij de fabriek der HH. Hulshoff Pol de Tiemsbrug overgaan, dan hebben wij rechts voor ons een lommerrijke laan, die naar Borne voert. Al dadelijk links krijgen wij het, in een fraai aangelegden en rijk van bloemen voorzienen tuin gelegen landhuis van den heer G. J. O. D. Dikkers. Langs het huis loopt een laan van zwaar hout, een overblijfsel nog van het vroegere ‘huis te Hengeloo’ dat aan 't eind er van lag, dan volgt een weide en dan de gemeentelijke begraafplaats, afgesloten van den weg door een ijzeren hek en waartoe een poort toegang verleent in het gebouwtje, met een torenspits voorzien, voor het groote middenpad, waar rechts de doodgraver zijne woning heeft en links de bewaarplaats is der lijkbaren en gereedschappen, die de man voor zijn somber bedrijf behoeft. Op 't kerkhof zijn eenige fraaie gedenkteekenen, waarvan wij alleen noemen die der HH. J. E. Stork en J. H. Ekker, de medestichters der fabriek van de firma C. T. Stork & Co., omdat zij getuigen van de toewijding hunner arbeiders, die aldus hunne nagedachtenis in gezegend aandenken wilden houden.

Aan de overzijde van den weg treffen wij eerst een werkplaats der HH. Pol, waarin een paar handweefgetouwen door 't raam een blik vergunnen op het ontstaan der Hengeloosche bontjes, een paar heerenhuizen, en een straat, den Dennenboschweg, die met hare zijwegen samen ook wel kortweg het Dennebosch heet. En omdat men er het Israëlitische kerkhof vindt, terwille waarvan een aantal woningen, toebehoorende aan de Twentsche bontweverij, een eind teruggebouwd zijn, met tuintjes voor 't huis, heeft men er, gelijk aan alles in 't aan bijnamen zoo overrijke Twente, ook wel den bijnaam Kanaan aan gegeven. Deze weg voert naar den Achterhoekschen Molenweg. Recht tegenover het kerkhof voert een pad, dat zich door den esch slingert, mede naar genoemden weg.

Dan krijgen wij het tolhek, dat aanleiding gaf tot het maken van dien weg. 't Ging in vroeger dagen soms zonderling toe. Toen de groote straatwegen door Twente gemaakt werden, moesten daarop natuurlijk ook tolhekken komen en gewoonlijk worden deze op ongeveer een uur afstands van elkander geplaatst. Zoo kwam er een te Zenderen, op een uur afstands van Borne en moest het volgende komen bij Borne aan den Hengelooschen kant. Maar de toenmalige molenaar van Borne was een man van gewicht en lid van de Staten en begreep, dat dan de boeren uit den Achterhoek niet meer bij hem zouden laten malen, als zij den tol doormoesten, maar naar Hengelo gaan en hij wist te bewerken, dat dat tolhek vlak bij Hengeloo geplaatst werd. Nu heeft Hengeloo ook aan den weg naar Delden, vlak bij 't dorp, een tol en deze twee zijn groote belemmeringen geworden voor de uitbreiding van het dorp aan die zijden en met groot verlangen ziet men uit naar den tijd, waarop die sta in den weg’s of afgebroken of ten minste een kwartier verder zullen worden geplaatst. Om nu den Hengelooschen molenaars de gelegenheid te geven, ook de boeren uit den Achterhoek tot klanten te maken, werd de genoemde weg aangelegd. Niet de weg naar den molen in den Achterhoek, zooals men misschien meenen zou, maar de weg voor de boeren uit die buurt naar den molen.


Boven: Fragment van bijbehorende wandelkaart (1897). Klik er op voor vergroting.
Onder: Chromotopografische kaart des Rijks, verkend in 1881-'82, herzien in 1903.


Na die korte historische opmerking gaan wij verder. Dadelijk voorbij den tol slaat weder een weg af door den fraaien Hengelooschen esch naar genoemden weg, die verder langs een voetpad onder hoog geboomte door, ons brengt op Werninckhof. Vervolgen wij den weg, dan houden wij links bouwland en daarachter strekt zich de Hengeloosche weide uit. Na een poos voert, door een hek, waartegenover een vriendelijk huisje gelegen is, dat wij genegen zouden zijn voor een portierswoning te houden, rechts een weg naar het Wilbert, het landgoed van den heer van Alphen, het bekende lid der Kamer. Allervriendelijkst komt het witte, niet groote huis, waarvan alleen het middengedeelte is opgetrokken, uit tegen den fraaien achtergrond van dennen en eiken en zoo we den opweg naar die plaats opgingen, zouden we, even voor wij het huis bereiken, een pad rechts vinden, dat ons ook weder op den Molenweg brengt. Wij gaan echter nog verder en zien nu voor ons eene groote boerderij met prachtig zwaar eikenhout. De weide, die er naast en er voor ligt, is eveneens omzoomd met zware eikenboomen en ook al openbaarden ons de wit geschilderde spiegels der vensterluiken niet, dat wij hier een goed hebben, dat onder Twickel behoort, dan zou de aanwezigheid van dat zware hout 't ons reeds hebben gezegd. De weg, die langs de boerderij leidt, kan ons brengen naar Buren en als wij op de boerderij ons vervoegen bij den ouden, grijzen, blinden bewoner, die op aartsvaderlijke wijze met zijne vrouwen kinderen en kleinkinderen het ruime huis bewoont, zou de 93-jarige Asveld ons de geschiedenis van Woolde en zijn bewoners gedurende 3/4 eeuw kunnen verhalen. Den straatweg vervolgende, krijgen wij nu een herberg met een speeltuin voor de kleinere jeugd, met schommels en wippen en eene rustplaats voor de grootere, die des Zondags de stoelen en tafeltjes komt bezetten bij Wolter van Wezel en in een glas bier het stof van den weg komt wegspoelen. Links krijgen we nu weder eene groote boerderij met veel boomen, waar een heirleger kippen om 't huis zwerft, wachtende op de voedende hand van moeder Dubbelink en een eind verder, tegenover Mogezomp, slaat weder een dwarsweg af naar den Molenweg. Nog een poos de laan houdende, krijgen wij al weer een ‘zwaantje’ bij Welberg. Daar is een kruisweg. Links voert de weg naar Buren, rechts begint de Molenweg en verder doorgaande, zouden wij komen op den ouden Borneschen weg en nog verder doorgaande in Hasseloo. Weldra bereiken wij den grenspaal van Hengeloo en kort daarna de groote brug over de Woolder buitenbeek, die verderop Bornesche beek heet. Eenig nieuw plantsoen, ter zijde links, gaan wij voorbij en zien Borne voor ons.

We keeren nu op onze schreden terug en slaan tegenover Welberg den Molenweg in, den eersten weg rechts nemende komen wij door een fraai Twentsch landschap. Vriendelijke boerderijen in 't geboomte, weiden met veelal rood vee, overal mooi geboomte en golvend bouwland brengen ons achter het Wilbert langs, waar wij de nette tuinmanswoning rechts houden om door een laan van eikenhout den moestuin volgende, eerst langs een hek dan langs een net geschoren haag het voetpad te volgen dat ons voorbij Werninkhof voert, een oude havezate, waar vroeger een aanzienlijk huis heeft gestaan. De tegenwoordige eigenaar, de heer Overbeek, bezit er nog de teekening van. Het huis ligt rondom in zwaar opgaand hout en ter zijde strekt zich een groote boomgaard uit. Wij konden nu over een vonder gaande het pad volgen, dat ons bij den tol weder te Hengeloo bracht maar willen liever het pad volgen langs den esch, deels ter linker zijde, deels aan beide zijden met hout beplant, dat ons weldra weder op den Molenweg brengt. Al zeer spoedig krijgt nu deze weg links en rechts een voetpad onder eikenboomen en recht voor ons zien wij een hek en daarnaast de tuinmanswoning van het Tichelwerk van den heer W. Stork. Even te voren liep het pad af dat tegenover het kerkhof uitkomt en langs een eikenboschje voert, het eigendom der Ned. Herv. kerk, en juist op den hoek komt de Denneboschweg uit.

Dat buiten, het Tichelwerk, ontleent zijn naam aan de steenbakkerij, die wij ter zijde links hebben laten liggen. Achter het buiten loopt een weg langs die van Werninkhof voert naar de Oldenzaalsche straat en waar de weg naar Deurningen en Weerseloo zich op afbuigt. Deze weg loopt langs de steenbakkerij. van den heer ten Cate. Vroeger waren buiten en steenbakkerij in eene hand en zoo kreeg het buitengoed, dat rondom tusschen wegen is ingesloten, dien naam. Als wij voor het hek komen grijnst ons een bordje tegen: Verboden Toegang. Dat is zeer te betreuren, al kunnen wij 't begrijpen, dat de eigenaar, die steeds vrije wandeling op het goed toeliet, behalve onmiddelijk om het huis, verbitterd over de verregaande baldadigheid van een paar bezoekers, den toegang afsloot en daardoor zeer velen bedroefde, voor wie 't een genot was om door de schaduwrijke lanen te wandelen of zich in 't voorjaar te vergasten aan de veelheid van bloeiende heesters en te rusten aan de schoone partij aan den vijver of op een der vele banken, die zulk een mooi uitzicht boden op de veelheid van tinten en tonen, door de met zorg gekozen verscheidenheid van boomen te weeg gebracht. Maar het bordje staat er en wij mogen, als eenmaal Mozes op het beloofde land, een blik er op werpen maar 't niet betreden en zullen daarom den singel vervolgen. Tegenover het Tichelwerk staat een landhuisje van den heer Blenken, op een haar volkomen gelijk aan dat van zijn broeder aan de Oldenzaalsche straat, waar wij aan den vijver een perkje van steentjes zien, zoo als men in N.-Holland, met name te Broek veel vindt. Links van ons krijgen we weer een poort van het Tichelwerk, waardoor ons een blik vergund wordt ter zijde op het huis - ook al weer slechts een blik, want ook daar prijkt zoo'n nijdig: ‘Verboden Toegang.’- Nog een klein eindje en we krijgen rechts van ons een school en hebben de Oldenzaalsche straat. Tegenover ons ligt de uitgebreide boomkweekerij van den heer van Benthem, die wij van den weg geheel kunnen overzien. Even voorbij deze ligt het R. kath. kerkhof en daar tegenover gaat de weg naar Deurningen. Een eind verder ligt den molen van Groothuis en daar achter strekt zich Klein-Driene uit, waardoor wij langs verschillende wegen weder in Driene komen. Even voor het kerkhof is een nieuwe weg, met boomen beplant, aangelegd door de heer v. Benthem. De Oude Molenweg, zoo geheeten omdat daar vroeger de oude standaardmolen van de familie Reudink stond, de oudste der Hengeloosche molens. Deze is echter voor den tand des tijds bezweken en de laatste herinnering er aan, het Molenhuis, is nu ook gesloopt. Deze weg liep vroeger van de Oldenzaalsche straat af met eene groote bocht, de heer v. B. heeft het eerste gedeelte recht aangelegd, zoo ver het langs zijn kweekerij loopt en over de brug gaande, waar links en rechts nieuwe woningen verrezen, bereiken we de Drienerstraat en door deze het dorp.

Als ik u echter den Achterhoek wilde laten zien en het Weusthach oversloeg, dan zou 't er er veel van hebben, of ik u te Rome bracht en gij den paus niet zaagt. Wij zullen daarom er nog eens heen wandelen, maar den kring wat grooter nemen en den ouden Borneschen weg volgen, Wij nemen nu, gemakshalve, maar dadelijk het pad naast den tol en loopen langs het straks beschreven pad op het Wilbert.
Daar gekomen bij de heg van den moestuin, gaan wij niet de laan in langs de tuinmanswoning, maar recht door. 't Is een mooie weg met fraaie vergezichten in 't begin. Rechts zien wij een hoog dak met een achtergrond van eikenboomen. Links de weide van het Wilbert achter laag hout. Wij krijgen dan bij een boerderijtje een tweesprong; links voert weer naar den Bornschen weg, rechtuit gaat het naar het doel, over een nieuwen steenen duiker, die een klein beekje overwelft, gaan wij door, laten den weg links liggen en hebben een fraaien rechten weg, langs eiken boomen en opgaand hout. Wij kruisen hier den weg. die van het bosch ter rechterzijde voert naar de Woolderbrug over de Woolderbeek. Onze weg voert langs een dennenbosch en voor ons uit krijgen wij een prachtig donker boschgezicht, dat op een smoorheeten zomerdag reeds verkoelend op ons werkt bij de gedachte, dat wij er in de schaduw ons kunnen neervleien. Even voor dat bosch zien wij links in de verte den toren van Borne over het hout heenkijken, Wij loopen nu den donkeren boschweg in. Rechts van ons hebben wij een fraai bosch en daarin zijn tal van wandelpaden, nu eens onder dennen, dan onder ander hout doorgaande. Daar vindt de liefhebber van planten allerlei moois; in het vroege voorjaar b.v. is het dalkruid of dalbloempje er in overvloed te vinden. Maar wie daar wandelen wil, moet er zijn weg maar zoeken, verdwalen kan hij niet ver. Want de donkere weg buigt zich om naar links, S-vormig, en dan treffen wij een hek. Daar gaat rechts een weg af, die naar de ster in het plantsoen leidt en verder achter het Tichelwerk uitkomt, zoodat de wandelaar in 't plantsoen daarlangs een uitweg heeft.

Wij gaan het hek door, krijgen een brugje zonder leuningen en krijgen een driesprong. Rechts gaat langs de reeds genoemde ster, zoodat wij links gaan en een fraaie laan volgen. Daar zien wij onder 't geboomte eene boerderij met eene daarvoor gelegen koepel, dat is het Weusthach even als de geheele streek, waar wij sedert wij Werninkhof achterlieten, het eigendom van den heer v. Alphen. Een fraaie laan voert er heen en de bodem er van is, vooral aan 't begin, geheel begroeid met klimop. Daar ligt ter zijde van het huis de fraaie boschweide, waar 't vee zich in de hitte des daags rustig kan neerleggen in de schaduw. Juist tegenover den koepel zien wij 1inks van ons Borne's torenspits over 't weiland heen in eene opening tusschen den zoom van eikenhout. Wij kunnen langs de boerderij gaan - de bewoner, Kwast, zal 't ons wel vergunnen - en kunnen dan, linksom, weder op den weg komen, maar wij keeren liever den opweg der boerderij terug. Juist daartegenover ligt een hek, dat toegang geeft naar eene weide, dat een zeer schoon doorzicht biedt tusschen 't hooge hout.

Als wij nu den weg vervolgen, 't Weusthach rechts latende liggen, krijgen wij weer een hek. Wij gaan er door, links slaat een weg af, over een brugje, naar den Borneschen straatweg, tegenover Welberg uitkomend. Rechtuit, langs een mooi bosch gaande, krijgen wij links een paar boerderijen; voorbij de 2e boerderij krijgen wij een driesprong, rechts voert naar Hasseloo, zoodat wij links gaan, 't blijft een weg vol afwisseling, nu eens links en rechts heide, dan weer dennen of opgaande eiken met onderhout, nu eens boerderijen met weiden en vee, dan bouwland, tot eindelijk de weg S-vormig zich ombuigt en wij den Bornschen straatweg bereiken, vlak voor de brug, dus reeds op Bornsch gebied. Wij keeren nu langs dezen op Hengeloo terug, bereiken Welberg en om nu een anderen weg te kiezen en toch niet te ver om te loopen, slaan wij den weg in naar Buren, d. i. rechtsaf. Wij volgen dezen echter slechts een eindje tot een groote weg dezen snijdt en gaan dan linksom - rechts zou ons op 't Schild hebben gebracht. - Juist bij dat scheidspunt staat een huisje, waar wij desnoods bij Nyhuis (W. 237) den weg kunnen vragen. Rechtuit voert naar Buren en Twickel. Wij gaan dus links en hebben een fraaien, breeden weg. Spoedig bereiken wij boerderijen en zien o.a. in 't weiland een grooten eikenboom, die ons vermoeden wettigt, dat wij Asveld naderen. Daar zien wij in de verte reeds de schoorsteenen van de Spinnerij en de Machinefabriek boven 't hout uitsteken. De weg slingert zich daar tusschen de boerenhuizen door, weldra zien wij de witte spiegels der luiken van Asveld ter zijde, nog eene kleine bocht en wij hebben den straatweg en Hengeloo voor ons. En dan durf ik wedden, lezer, dat gij zeggen zult, als wij dezen weg hebben gevolgd: Ik wist niet, dat de Achterhoek zoo mooi was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten