woensdag 23 juni 2010

Per auto en te voet (1919): Wandeling 10



Wandeling No. 10.

PER AUTO.
De auto stopt op den grintweg Zwolle-Ommen, 2.1 K.M. voorbij den tol (even voorbij het Huis Hessem, waar links het dennenbosch ophoudt), tegenover een boerderij, waar een breede zandweg rechts afslaat. De auto rijdt door Vilsteren en wacht 1 K.M. voorbij het Huis Vilsteren, waar rechts een beukenlaan afgaat. - 2.1 K.M.

WANDELING. Kaart No. 7. - 6 K.M.
We vinden hier de bordjes van den wandelweg Zwolle-Ommen, die we volgen, langs den zandweg in de richting Ommen, tot men links een hek ziet, dat we doorgaan.
We zijn nu in de bosschen van den eigenaar van Vilsteren, Mr. F.R. Pathuis Cremers. Men sluite de op enkele wegen van dit landgoed aangebrachte hekken goed, opdat het vee, dat hier dikwijls los langs den weg wordt gevoerd, de afgesloten wegen niet binnen kan gaan; dat losloopende vee kan ons wel eens den weg versperren, maar het is in den regel nogal goedig van aard en kijkt ons alleen maar wat nieuwsgierig aan. We betreden nu een mooi laantje van lariksen, in het midden met een door mooie sparren omgeven open plek; aan het einde staan we op een open veld, aan de overzijde omgeven door hooge donkere sparren. Daarachter ligt de weg, dien we moeten volgen, als we het hek (sluiten a. 't u. b.) bij dien weg zijn doorgegaan. Links een stukje bosch, het zoogenaamde doolhof, dat we doorgaan, doch waar men, als men lust heeft, nog wat kan blijven dwalen; eigenaardig, dat hier de eiken en zware hooge dennen elkaar afwisselen. Weer even rechtsaf en we staan op het algemeen bekende punt de Zeven Alléetjes of Zeven Kijkjes genaamd, omdat het geboomte zoodanig in rijen is geplant, dat zij met de werkelijke lanen zeven lanen schijnen te vormen. Aan het einde van de middelste laan zien we het Huis Vilsteren liggen.
Na op de bank even te hebben uitgerust, wandelen we de tweede laan van rechts in - de eerste rechts voert naar de Halte Vilsteren -, aan het einde kruisen we een mooien, breeden, beschaduwden zandweg, waar we links de fraaie kerk, een geschenk van den eigenaar van het Huis Vilsteren, zien liggen. Het pad, dat nu voor ons ligt, klimt eenigszins en gaat onder mooi geboomte over een hoogte, waar we rechts voor ons uit de donkere silhouet van den Lemelerberg zich tegen de lucht zien afteekenen. Na het prieeltje te zijn voorbijgegaan, gaan we niet rechtuit door de Gerner Belten, maar slaan linksaf en bereiken langs een weg door het bouwland den grintweg naar Ommen, dien we linksaf volgen langs de uitspanning Vilsteren van A.F. Klomp. Daar ligt een vreemdelingenboek, waarin ge uw naam en alles wat u verder op 't hart ligt, aan de vergetelheid kunt onttrekken. Straks zullen we nog wel iets meer zien van de Gerner Belten, waaraan vele oude sprookjes over ‘de witte wijven’ verbonden zijn. Een dier verhalen heeft veel overeenkomst met dat van den Witten Wijvenkuil op den Lochemschen Berg.
Alvorens Vilsteren te verlaten, willen we nog een bezoek brengen aan de oevers van de Vecht, die nog eenige schilderachtige plekjes oplevert. We volgen een eindje den grintweg voorbij het Huis Vilsteren, waartoe een fraai ijzeren hek toegang verleent, en dat door een met smaak aangelegd park met vele vreemde gewassen is omgeven, om nagenoeg tegenover de villa de aanwijzing der driehoekjes verder te volgen. Spoedig zien we links het water van de Vecht, en na een schaduwrijk laantje van eiken en sparren, langs een op een hoogte geplaatste bank, de zoogenaamde kurketrek, te zijn doorgegaan, bereiken we den Witten Koepel, waar we even kunnen rusten en kunnen genieten van het aardige uitzicht op het in het bosch verscholen Vilsteren met den molen en de kleurige vakken bouwland op den voorgrond. Volg het hier opgehangen verbod op en kras geen namen op het witte pleisterwerk van den koepel, help den eigenaar in zijn pogen om alles er netjes te doen uitzien. Wilt ge uw naam vereeuwigen, doe zulks dan in het zooeven vermelde boek in de uitspanning. Tusschen beuken door dalen we iets, steken den zoogenaamden Koeweg, die naar de weiden aan de oevers van de Vecht voert, over en slaan een pad door de dennen in. Weer staan we bij een bank met ruim uitzicht, en kort daarop brengt het kronkelende pad ons bij de Hermitage, een vriendelijk plekje, waar thans echter de kluizenaar ontbreekt.
Volgens de overlevering zou hier in het begin der 17e eeuw een geestelijke uit Ommen verblijf hebben gehouden. In elk geval zal de hut sedert dien tijd wel eens vernieuwd zijn. Het pad slingert zich verder door de dennen, plotseling staan we op een hoogte, waar we over het bosch heen zien, terwijl voor ons in de diepte de Vecht zich door de lage landen voortstuwt. Ruim is het vergezicht, naar het Noorden de heide hier en daar met een enkele schuur aan den horizon, naar het Oosten over de buurtschap Varsen heen, de bosschen bij Ommerschans en de bosschen van 't Laar, de toren van Ommen en den molen ten Noorden van dat stadje. Naar het Z.O. is de kam van den Lemelerberg nog even door het geboomte te zien.
Hebben we genoeg van het panorama, dan volgen we den rand van het hooge terrein langs de Vecht; waar het pad naar den grintweg afbuigt, vinden we weer een bank met het gezicht op de rivier, die we nu gaan verlaten om haar in Ommen terug te zien.
We zijn nu weldra op den grintweg terug, waar een beukenbosch, het einde van de Gerner Belten, zich aan de andere zijde van den weg uitstrekt. Hier vinden we de auto terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten